Erfelijk?

Onderzoek verdubbelt het aantal gekende erfelijke risicofactoren voor multiple sclerose

Wetenschappers hebben 29 nieuwe erfelijke risicofactoren voor multiple sclerose (MS) opgespoord en brengen het totale aantal daarmee op meer dan 50. Deze risicogenen hebben weinig voorspellende waarde voor personen met MS of hun familieleden. Het belang ervan ligt evenwel in het genereren van nieuwe inzichten in het ontstaan van de ziekte. Deze grootste genetische studie in MS ooit was eenvoudigweg niet mogelijk zonder een uitgebreid internationaal netwerk van onderzoekers en zonder de deelname van vele duizenden personen die met deze ingrijpende ziekte geconfronteerd worden.

MS is geen erfelijke ziekte, maar er is wel een erfelijke aanleg. Zo komt de ziekte iets meer voor in dezelfde families: één op vijf van de personen met MS heeft nog één of meerdere familieleden met de ziekte. De eerste erfelijke risicofactor voor MS werd al ontdekt in de jaren ’70. Daarna bleek het – ondanks veel inspanningen – moeilijk om vooruitgang te boeken. Sinds enkele jaren beschikken we echter over de kennis en de instrumenten die de sleutels bleken te zijn tot succesvolle genetische studies.

Een internationaal team van onderzoekers bundelden nu hun krachten in een samenwerkingsverband met de naam Internationaal Multiple Sclerose Genetica Consortium en Wellcome Trust Case Control Consortium. Het team werd geleid door de universiteiten van Cambridge en Oxford. In België werkten wij vanuit het Laboratorium voor Neuroimmunologie van de K.U.Leuven met mee aan dit onderzoek. We rapporteerden onze bevindingen op 11 augustus in het gerenommeerde wetenschappelijke tijdschrift Nature. Het is meteen de grootste genetische studie over MS ooit. Bijna 250 onderzoekers uit verschillende landen bestudeerden het erfelijk materiaal of DNA van 9772 personen met MS en 17376 gezonde controlepersonen uit 15 verschillende landen. Daarbij waren ook meer dan 500 personen met MS die in de Universitaire Ziekenhuizen Leuven of het Nationaal Multiple Sclerose Centrum in Melsbroek door het geven van een bloedstaal meewerkten aan dit onderzoek.

Eerst bevestigden we de rol van 23 eerder gekende erfelijke risicofactoren. Daarnaast identificeerden we 29 nieuwe erfelijke variaties die mee de aanleg voor de ziekte bepalen, wat het totaal aantal gekende erfelijke risicofactoren verdubbelt tot meer dan 50.

Een groot aantal van deze risicofactoren zijn variaties in genen die een sleutelrol spelen in het afweersysteem, bijvoorbeeld in de functie van de T-cellen (een type van witte bloedcellen dat verantwoordelijk is voor de afweer tegen bacteriën of virussen maar ook een rol speelt in de reactie tegen het eigen lichaam in auto-immuunziekten) en de activatie van interleukines (boodschapper-eiwitten tussen verschillende types afweercellen). Opmerkelijk is dat voor een derde van de risicofactoren voor MS een rol in de aanleg voor andere auto-immuunziekten (zoals de ziekte van Crohn en type 1 diabetes) al gekend was. Dit toont aan dat dezelfde mechanismen een rol spelen in meer dan één type auto-immuunziekte.

Eerder onderzoek suggereerde een verband tussen vitamine D tekort en een verhoogd risico op MS (zie Nieuwsbrief nr. 29 mei 2011). In deze studie vonden we nu, naast de risicofactoren die een directe rol spelen in het immuunsysteem, ook twee risicofactoren die zorgen voor de omzetting van vitamine D. Dit leidt tot meer inzicht in het verband tussen erfelijke factoren en omgevingsfactoren die beide een rol spelen in MS.

De mate waarin de erfelijke risicofactoren het risico van een persoon op MS verhogen, is te klein om bruikbaar te zijn voor voorspellingen over wie de ziekte wel of niet zal krijgen. Het gaat hier niet om zeldzame ‘foutjes’ in het erfelijk materiaal zoals we dat bij erfelijke ziekten zoals bepaalde kankers zien. Het gaat wel om normale variatie tussen mensen. Die normale variatie bepaalt mee allerlei eigenschappen van personen, zoals de kleur van haar en ogen, de aanleg voor zwaarlijvigheid of de aanleg voor ziekten zoals MS. Iemand die veel erfelijke risicofactoren voor MS draagt, heeft iets meer kans om de ziekte te krijgen dan iemand die minder erfelijke risicofactoren draagt.

Het ontrafelen van de basis voor de erfelijke aanleg voor een ziekte zorgt voor betrouwbare inzichten in de ziektemechanismen. Zo laat deze studie toe te zien welke cellen en eiwitten van het afweersysteem cruciaal zijn in het ontstaan van de ziekte. Deze kennis is van belang voor een beter begrip van MS en het verbeteren van de behandeling. Dit wordt geïllustreerd doordat twee van de erfelijke risicofactoren het doelwit zijn van al bestaande behandelingen. De andere risicofactoren kunnen nieuwe doelwitten voor toekomstige behandelingen aanwijzen.

De grote vooruitgang die gemaakt is met deze studie opent nieuwe wegen in het onderzoek over MS. We moeten nu bestuderen hoe deze erfelijke risicofactoren – alleen of in combinaties – hun effect op de aanleg voor de ziekte precies uitoefenen en hoe we hierop kunnen inwerken om MS op de best mogelijke manier te behandelen.

Prof A. Goris1
Prof B. Dubois1, 2

1 Laboratorium voor Neuroimmunologie, Departement Neurowetenschappen, KULeuven
2 Dienst Neurologie, Universitaire Ziekenhuizen Leuven

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.